INTERNET: WWW.HORECACURSUSSEN.NL E-MAIL: INFO@BOMBA.NL
RISICO-INVENTARISATIE
Volgens de Arbeidsomstandighedenwet moet iedere werkgever inventariseren wat de risico's zijn voor werknemers tijdens het werk in zijn of haar bedrijf. Aan de orde komen bijvoorbeeld: geluid, uitzicht, tillen, computerwerk en werken met gevaarlijke stoffen. Na de inventarisatie van de risico's moet de werkgever aangeven hoe en op welke termijn hij de risico's wil gaan verkleinen. De risico-inventarisatie moet herhaald worden als de omstandigheden in het bedrijf belangrijk gewijzigd zijn. De risico-inventarisatie kan gemaakt worden in samenwerking met een van de opleidingsinstituten op de website van BOMBA.
RISICO-INVENTARISATIE
In de meeste risico-inventarisaties is te weinig
aandacht voor bedrijfshulpverlening. Uit zo'n inventarisatie hoort direct
te komen hoe een BHV-organisatie eruit moet gaan zien. dat is nu bijna
niet het geval.
Een werkgever moet er in de eerste plaats alles aan doen om het werk zo veilig mogelijk te maken. Maar aan werk blijven altijd risico's kleven. In de Arbo-wet worden dit restrisico's genoemd. Een werkgever kan bijvoorbeeld brandwerende gordijnen en vloerbedekking in het gebouw aanbrengen. Het risico op brand wordt hierdoor kleiner, maar het het is toch niet onmogelijk dat er nog brand ontstaat. Een machine moet zo goed mogelijk beveiligd worden. Maar ook met die beveiliging is het misschien nog mogelijk dat iemand een hand of vinger kwijt raakt in een machines. De BHV-organisatie moet kunnen handelen op die momenten dat er - ondanks alle maatregelen om het werk veilig te maken - toch iemand gewond raakt op dat moment dat er toch brand ontstaat ( of wanneer er toch een ontruiming nodig is ). Uit de uitkomsten van de risico-inventarisatie moet dus eerst af te lezen zijn welke veiligheids- en gezondheidsmaatregelen een werkgever moet treffen en daarna moet te zien zijn welke risico's toch zullen blijven bestaan. Tenslotte moet af te leiden zijn welke van de restrisico's de BHV-organisatie kan optreden bij een incident of calamiteit.
ARBO-BESLUIT
De omvang van de BHV-organisatie is van nog een
aantal andere zaken afhankelijk. Die staan beschreven in het Arbo-besluit
( dit hoort bij de Arbo-wet ). Deze zogenaamde 'maatgevende factoren'
moeten ook aan de orde komen in de risico-inventarisatie.
Samengevat zijn het de volgende:
De BHV-organisatie moet aansluiten op de aard, de
grootte en de ligging van het bedrijf of de inrichting. Dat betekend dat
een bedrijf met gevaarlijke chemische stoffen een BHV-organisatie moet
hebben met kennis van het gedrag van deze stoffen bij een calamiteit. En
dat een eenvoudig kantoorgebouw meestal toekan met een vrij kleine BHV-organisatie
die een basiscursus BHV kan volgen. De opkomsttijd van hulpverleners heeft
ook invloed, is een ambulance waarschijnlijk binnen vijf minuten te plaatse,
dan ziet het werk van BHV-ers er anders uit dan wanneer de ambulance een
kwartier aanrijtijd nodig heeft. Datzelfde geldt voor de opkomsttijd van
de brandweer. Ook afspraken met brandweer en ambulancedienst kunnen invloed
hebben op de BHV-organisatie.
De BHV-organisatie moet kunnen optreden als er gevaar dreigt voor bezoekers in het bedrijfsgebouw of op het bedrijfsterrein. met onverwachte bezoekers kan moeilijk rekening worden gehouden, maar wel gasten in bijvoorbeeld een pretpark of een discotheek of met bezoekers ( bezoekuur ) in een ziekenhuis.
Tenslotte is belangrijk ( en verplicht ) dat de BHV-organisatie samenwerkt met andere bedrijven op hetzelfde bedrijfsterrein of in hetzelfde gebouw. Een calamiteit stopt namelijk niet bij de grenzen van het bedrijfsterrein. De samenwerking kan betekenen dat er minder BHV-ers nodig zijn.
In eerste instantie beperken bedrijven die een net
met een BHV beginnen zich vaak tot een basiscursus. Bij herhalingen doen
de BHV-ers extra kennis op of ontdekken ze dat extra opleiding nodig is.
Zo groeit de BHV-organisatie langzaam naar de gewenste norm.